Ode
PIER EN PAUL

PIER EN PAUL

28 april 2022

Laat ons met Paul beginnen. Paul was mijn overgrootvader, die ik mij vooral herinner omdat hij zijn laatste jaren bij mijn grootmoeder woonde en omwille van de iconische foto waar ik als vierjarig kind op zijn schoot zit, terwijl hij zijn pijp rookte. Paul was naar verluidt een brave mens, die heel zijn leven hard had gewerkt en twee oorlogen en twee huwelijken had overleefd (een flauwe mop zou kunnen zijn welke van beide feiten het ergst was geweest, maar die vertellen we dus niet). Paul was meubelmaker en van zijn hand hebben we hier nog een kleine tafel staan, waar onze internetrouter op staat – naast een stapel uitgelezen, half gelezen en nog te lezen boeken – waardoor als het ware drie eeuwen (de maker is in de 19de eeuw geboren, de router is gelukkig zeer recent) met elkaar verbonden worden.

In het middelbaar beschreef ik in een taak voor geschiedenis – nu heet dat een paper – het verhaal van Paul, waarvoor ik een heel mooi cijfer kreeg, niet in het minst omdat bleek dat de leraar geschiedenis een tijdje in hetzelfde huis had gewoond waar Paul zijn laatste jaren sleet. De leraar is nog steeds redacteur van een kroniek die de geschiedenis en het wedervaren van onze deelgemeente vertelt en om de twee maanden in onze bus belandt.

Aan de overkant van dat huis, een beetje verderop, woonde advocaat Pieter – door iedereen Pier genoemd. Pier was burgemeester van onze deelgemeente, die in 1971 fuseerde met de nabijgelegen stad – u ziet, niets nieuws onder de zon. Pier was een grote, gezette man, geliefd, volks en populair, kortom een prototype van een burgemeester. De politiek van Pier was – voor zover ik me herinner, want op die leeftijd was ik nog niet echt met die materie bezig – eerder een beleid van verbinding en verzoening, van overleg en samenwerking – ook al omdat hij zelf tot een kleine partij behoorde. De politiek van Pier was dus volledig in tegenspraak met “la politique du pire”, zowel in de betekenis als in de oorspronkelijke taal (wiens toenmalige dominantie door de partij van Pier werd bestreden). Of Pier en Paul elkaar in de feiten hebben ontmoet, weet ik niet – en er is niemand meer die mij dat kan vertellen of het nog weet. Paul was al voorbij de 90 en ik denk niet dat hij nog veel buiten kwam. Of ze elkaar in de hoofdkerk van Oostende (in de volksmond Pier en Paul genoemd) hebben gezien, durf ik helemaal te betwijfelen.

In het land van de zwarte aarde wordt “la politique du pire” dezer dagen helaas ten volle toegepast. Platgegooide steden, dorpen op de vlucht, mensen uitgehongerd. Plots zijn er miljarden Euro’s en dollars ter beschikking voor wapenleveringen, terwijl elke klimaatonderhandeling van de laatste decennia stokte op het feit dat er zogezegd een tekort aan financiële middelen was.

De verre oorlog komt dichtbij, want de gaskraan wordt langs de ene kant dichtgedraaid, terwijl de andere kant belooft dit te compenseren met extra leveringen, nota bene van schaliegas – dat gewonnen wordt via één van de meest vervuilde ontginningsmethodieken, maar dat nemen we er wel even bij, want het komt van de kant van de “goeien”… Dat dit tijdelijk noodzakelijk blijkt, hebben we onder meer te danken aan het feit dat er zolang getalmd is met de verdere ontwikkeling van hernieuwbare energie. Er wordt aangekondigd dat men de doelstellingen zal verhogen, maar de concrete maatregelen om dit te versnellen blijven bijzonder vaag. Het militaire budget kan ook in België (ondanks een gigantisch begrotingstekort) eensklaps omhoog, terwijl er voor klimaatdefensie een schromelijk tekort aan middelen blijft.

De situatie is ernstig, maar niet hopeloos. Laat ons vooral wensen dat dit torenhoog cliché staande blijft. Laat ons hopen dat men zowel bij Pier in het Westen en bij Paul in het Oosten (of omgekeerd) een greintje verstand overhoudt om deze situatie te keren. En laat ons vooral heel snel werk maken van ons sterkste wapen voor deze situatie: de transitie naar 100% hernieuwbare energie!

Bart Bode