Ode
Poëzie

Poëzie

22 december 2022

Er wordt weleens beweerd dat sociale media een recent fenomeen zijn, terwijl ze in feite altijd hebben bestaan. Ze zijn alleen van vorm veranderd. Vroeger – zelfs nog ver voor mijn jeugdjaren – zaten mensen voor hun deur of aan de toog in de talrijke herbergen en troepten ze samen om de nieuwste roddels uit de buurt te vertellen, telkens weer (afhankelijk van de belanghebbende) wat aangedikt of afgezwakt, maar vaak van hetzelfde allooi als hedendaagse commentaren op Facebook of wat mediaredacties tegenwoordig binnenkrijgen als reacties op een bepaald item.

Er waren mensen die – net als nu – de toon zetten, die de perceptie creëerden over een bepaald persoon of een onderwerp. Naargelang hun status en kennissenkring hadden ze dan ook een aantal volgers, mensen die de mening klakkeloos overnamen of er nog een schepje bovenop deden. De impact van hun standpunt beperkte zich meestal tot de eigen kring of, afhankelijk van de geladenheid van het onderwerp, conflicteerde met een andere groep uit dezelfde gemeente en kon soms uitgroeien tot een blijvende vete (om het nostalgische beeld van het ideale dorp uit het verleden toch even te doorprikken). Caféruzies ontaardden niet zeldzaam in een gewelddadig conflict, waarbij ook slachtoffers vielen. Mijn overgrootvader langs moederszijde is trouwens doodgestoken toen hij als “garde” tussenkwam in een dergelijk dispuut.

Een veel lieflijker sociaal medium dat ook al heel lang meegaat, is het boekje dat kinderen onder elkaar uitwisselden en “Poëzie” werd genoemd. Je kon er een tekening in maken – in de vroegste versies was dat niet zelden een zogenaamde kopvoeter – en je mening over de eigenaar van de Poëzie kwijt. De sociale verwachting was dat je iets positiefs markeerde, zoals een hartje. Een andere veel voorkomende vorm was een soort rara rebus of een omgekeerde tekening waar je dan je naam in moest terugvinden. In een verder gevormd stadium kon er zelfs echte poëzie in de Poëzie neergepend worden. Het spreekt voor zich dat dit zich beperkte tot rudimentaire rijmelarij en geen enkele kans maakte om de longlist van de Grote Poëzieprijs van de Lage Landen te halen. Maar elke fase in het leven, ook in de poëzie, heeft zijn verdienste.

 

Een veel voorkomend thema in de poëzie is het landschap, al of niet badend in een sfeer van pastorale nostalgie. Als u de toonzetting van de vorige zin van mijn kant enigszins denigrerend vindt, dan vergist u zich, want ik kan ontzettend genieten van de schoonheid van een landschap. Een fikse fietstocht of een wandeling in open veld was trouwens tijdens de lockdown het middel om het gevoel van gevangenschap te verdrijven.

 

Maar een landschap mag in zijn vormgeving niet als te statisch beschouwd worden. Zo waren er voor de eerste wereldoorlog – ongeveer ten tijde dat mijn overgrootvader neergestoken werd – duizenden windmolens in het Vlaamse landschap. Nu is er een groep van mensen die de hedendaagse versie daarvan, met name de windturbines, als zeer storend ervaart. Je kan ze evengoed als een accentuering van de poëzie van het landschap beschouwen. Alles hangt af van wat je ingestelde perceptie is en hoe je er naar kijkt. Landschappen zijn, net als poëzie trouwens, afhankelijk van de dynamiek van het tijdperk en evolueren mee, traag maar mooi.

En nu de periode van wensen toch aangebroken is, wens ik u een nieuw jaar vol poëzie, zo mooi als een evoluerend landschap (met veel windturbines) en de tijd om er van te genieten. En uiteraard vrede en alle goeds – wat in deze turbulente tijden allesbehalve een lauw cliché mag zijn.

Bart Bode