Hierbij kijkt hij naar een aantal scenario’s met en zonder verlenging van kerncentrales. Het FPB vergelijkt twee scenario’s en kijkt ook naar de impact van kernverlenging op een aantal socio-economische indicatoren. Uit de studie van Prof. Albrecht blijkt dat de verlenging van 2GW kernenergie in 2030 tot 12% overproductie van elektriciteit leidt. Aangezien het model niet toelaat om export en opslag te berekenen, is de totale afschakeling van hernieuwbare energieproductie niet bekend.
Deze productieoverschotten hebben, los van de afschakelingen, ook een impact op de rendabiliteit van zon en windenergie. Het FPB stelt dat door het merit-ordereffect bij het verlengen van twee kernreactoren, het producentensurplus van de zonne-energieproducenten zou dalen met gemiddeld 31 miljoen euro en dat van de windenergieproducenten met gemiddeld 66 miljoen euro. De verlenging van de levensduur van enkele reactoren vermindert dus de aantrekkelijkheid van investeringen in hernieuwbare energie.
De kosten om de kerncentrales flexibel of enkel in de winter in te zetten om dit te voorkomen worden niet door Prof. Albrecht berekend (impact afwijken van het baseloadprofiel op de gemiddelde productiekost per MWh). Het FPB waarschuwt nochtans in zijn studie dat deze uit recente ervaring in Frankrijk significant kunnen stijgen.
Wat de tewerkstelling betreft, is de arbeidsintensiteit bij hernieuwbare energiebronnen significant hoger dan bij fossiele en nucleaire energietechnologieën. Bijkomende jobs in hernieuwbare energie kunnen dus volgens het FPB potentieel eventuele verliezen in nucleair (deels) compenseren. Het FPB wijst er overigens op dat op de nucleaire sites nog decennia gespecialiseerd personeel nodig zal zijn voor de afbraak van de centrales.