Ode
HISTORISCH

HISTORISCH

29 april 2019

Op den duur konden we het voorspellen. Het begon met het bijna onmerkbaar opspannen van de rugspieren, gevolgd door de monkeling rond de mondhoeken en een voorafgaande korte stilte die de plechtstatigheid van het moment enigszins moest aandikken. En dan kwam de mop. De heer Janssen (of was het Janssens), leraar geschiedenis, noteerde wanneer hij zijn grapjes moest vertellen in de marge van het handboek. Het was een slimme truc om de aandacht gaande te houden. En zo hinkte de les van de ene naar de andere kwinkslag. Ik weet niet of hij ons quoteerde op het volume of de duur van de lachsalvo’s of dat we ingedeeld werden in categorieën van lachgraagte. Wellicht werden de vooraf bereide mopjes in de loop der jaren wat bijgeschaafd, aangepast aan wat er aan bepaalde termen ‘in’ was en zo.

De andere leraar geschiedenis was gewoon grappig, zonder dat hij het bedoelde. Hij produceerde iets teveel mondwater bij de s-klanken, maar niet zoveel als bij zijn broer (die Frans gaf), die een dusdanig sproeivermogen had dat de grootste olijkerd van de klas het waagde om op een dag op de eerste rij een paraplu boven te halen. Waarna hij het prompt aan de directeur mocht gaan uitleggen. Broer geschiedenisleraar had, ondanks de reeds vermelde Trevifontein en het schijnbaar onverstoorbaar uiterlijk, toch wel wat last van stress en kreeg in een andere klas een hartaanval, waarop hij door een attente leerling werd gereanimeerd. Maanden later verscheen hij terug op school en waarschuwde de studenten flegmatiek: “stil zijn, anders val ik weer dood”.

Toch heb ik het meeste gehad aan mijn laatste docent geschiedenis. Niet omwille van de grapjes of de onbedoelde bevochtiging, maar omdat hij de eerste leraar was die verhalen vertelde van gewone mensen. Geen droge tijdlijnen van tirannen, geen saaie overzichten van overheersers of te memoreren data, maar hoe Daantje Doorsnee of Greta Gewoon hun historie beleefden. Het zijn de enige handboeken die ik bewaard heb, omdat ik mij heb voorgenomen om ze ooit nog eens door te nemen. En omdat er toch iets op zolder moet liggen…

In het heden is het – neem ik aan – moeilijker te bepalen wat er van vandaag in de geschiedenis zal worden meegenomen of in het riool van de vergetelheid zal belanden. Maar er zijn ook duidelijke tekenen dat we op een keerpunt zitten. De Europese Gemeenschap van Kolen en Staal stond aan de wieg van ons Europees model. Nu we deze wieg en zelfs de puberteit al lang ontgroeid zijn, is klimaat en energie één van de grote uitdagingen van de tijd. Het stoom- en fossiele brandstoftijdperk loopt op zijn laatste benen – enkele achterhoedegevechten niet ten na gesproken. We zijn al volop bezig met de omschakeling naar hernieuwbare energie, maar het moet nog sneller.

Het is het historische moment om – bij voorkeur zo collectief mogelijk – de politieke moed op te brengen om aan iedereen duidelijk te maken dat dit moet. Dat wil niet zeggen dat mogelijke bezwaren niet kunnen behandeld worden, maar er is al genoeg herhaald dat de hoogdringendheid zijn vervaldatum bereikt heeft.

Moeten, dat is ook meebouwen aan het draagvlak bij iedereen, de gewone mensen, de niet- en de reeds overtuigden. Als we in de toekomst nog (met en zonder grapjes) over geschiedenis willen spreken, dan is het nu alle hens aan dek om het fossiele tijdperk definitief naar de archieven te verwijzen. De klimaatverandering is helaas geen historische voetnoot, noch een notitie in de marge. Laat ons dus onze rug krommen en alle zeilen bijzetten om bij te sturen waar het nog kan. Zodat we later met een kwinkslag kunnen vertellen dat er ooit een heel spannend moment geweest is in de geschiedenis van de mensheid, maar dat er voldoende wijsheid en handelingsbekwaamheid aanwezig was om dat ten goede te keren.

Bart Bode