Ode
GENOEG

GENOEG

25 juni 2019

Ze was zowat het prototype van een gezellige tante. De meter van mijn moeder – in feite dus een groottante – was haar man gevolgd naar onze hoofdstad en specialiseerde zich in haken en breien. Dat deed ze overal, op elk moment en met een ongeziene snelheid, zodat ik vermoed dat er zich in Brussel een nog onbekende, maar aanzienlijke hoeveelheid spreien, tafelkleedjes, kindersokjes en lapjes (en wat je nog allemaal met wol en katoen kunt maken) bevindt die door haar vingers zijn gepasseerd. Nu vintage weer helemaal in is, zou het mij niet verwonderen dat er op de Vlooienmarkt in de Marollen geregeld stukjes van haar opduiken.

Ze had wit, dun haar met van die typische krulspeldkrullen en met haar natuurlijke gezelligheid overbrugde ze in haar deelgemeente de verschillende taalgemeenschappen, want ze was zowel lid van de Nederlandstalige als de Franstalige ‘club’. Achteraf beschouwd zat daar misschien ook een mercantiele bedoeling achter, om namelijk een voldoende grote afzetmarkt te hebben voor al die haak- en breiwerkjes, maar dat lag niet echt in haar aard. Het noemen van haar naam, tante Flavie, schiep bij ons thuis al meteen een flamboyant-frivole sfeer. Ik weet niet of de talrijke Flavia’s in de tijd van de Romeinen een gelijkaardige ambiance creëerden, maar voor ons was tante Flavie in elk geval een fenomeen.

Op een keer kwam ze vrij onaangekondigd langs, net op het tijdstip dat we een boterham zouden eten. Mijn moeder haalde vanalles uit de kast van diverse vormen van toespijs, brood en kaas en begon dit allemaal te benoemen. Het was meer dan genoeg, maar tante Flavie vroeg laconiek of dat alles was, onmiddellijk gevolgd door haar klokkende lach die er op duidde dat dit al veel meer was dan haar culinaire behoeften aankonden.

In de energiesector zijn er regelmatig discussies over het ‘genoeg’. Is er wel genoeg zonlicht in ons land om zonne-energie verder uit te bouwen? Is er wel genoeg wind en is er wel plaats genoeg om al die windturbines te bouwen? Zal er genoeg hernieuwbare energie zijn om de energietransitie verder uit te bouwen? En wat als we allemaal met een elektrische wagen rijden en ons allemaal verwarmen met warmtepompen op hernieuwbare energie?

Voor een aantal aspecten is het inderdaad koffiedik kijken in welke richting en in welke mate de energiebehoeften zullen toenemen. Het valt bij voorbeeld niet in te schatten of de huidige tendens van deelwagens zich zal verder zetten, waardoor de kans toeneemt dat het individueel autobezit daalt. Hoe snel zullen mensen overstappen op een elektrische fiets om kortere afstanden niet meer met de wagen af te leggen? De vraag is ook of het beleid verder wil inzetten op openbaar vervoer en in hoeverre dit het autogebruik zal beïnvloeden.

Algemeen worden er meer en meer vragen gesteld bij het economische groeimodel, omwille van de onhoudbaarheid van het verbruik van materialen en energie. In een aantal kringen is dit nog taboe, maar vroeg of laat zullen we gedwongen worden om hier antwoorden op te vinden. En als het laat is, zullen die antwoorden met grote spoed en onder enorme druk moeten gevonden worden.

Men gaat er veelal van uit dat we tijdig de technologische oplossingen gaan vinden om deze vele uitdagingen op te vangen. Ik twijfel niet dat ons creatieve brein van alles zal uitvinden, maar de grenzen van de draagkracht van de aarde komen elke dag dichter bij. Daarom lijkt het me goed om niet alleen aan technologische vernieuwing te werken, maar ook aan een beperking van de behoeften. Wie zuinig met energie omgaat, weet dat dit niet betekent dat je gaat inboeten op comfort. Wie de elektrische fiets neemt in plaats van de auto, merkt dat dit ook een positieve invloed heeft op de gezondheid. Genoeg is dus geen synoniem van minder goed.

Ik hoor weer die klokkende lach van tante Flavie, dat wijze mens. Zij wist toen al dat ‘genoeg’ bijzonder gezellig kan zijn.

Bart Bode