Ode
PRAVDA

PRAVDA

30 januari 2020

Dat hij zich rebels zou tonen, dat hadden we allerminst verwacht. Klein van gestalte, met een baard die het kabouterachtige nog versterkte. Zachtaardig in de omgang, met een wat neuzelende stem, die je niet met een leerkracht aan een technische school (vol jonge rebellen) zou associëren. Zijn ouderwets aandoende naam Lucien zelf vertederd naar Luus – wat dan weer naar een parasiet zweemde. Hij was het die met de voeten van de Russische politie rammelde tijdens onze tussenlanding in Moskou.

We waren op weg naar Nicaragua, waar we een zeepfabriek zouden bouwen, en de goedkoopste vliegreis was met Aeroflot (die we al snel Aeroflop doopten) via Moskou en dan – hoe absurd, de ecologische voetafdruk was nog niet in zwang – terug via een tussenstop in Shannon (Ierland) en Havana (Cuba) naar Managua. Na een bijzonder slechte landing – we vermoedden dat de piloot duchtig aan de wodka gezeten had – moesten we uren wachten in een modern ogende, maar o zo lege Moskouse luchthaven. Dit waargebeurde verhaal speelde zich af nog voor de perestrojka, toen de Pravda het partijblad van het Sovjetbestuur was.

Onder meer om de tijd te doden speelde lieve Luus zijn eigen onschuldige zelf bij het betreden van het poortje van de veiligheidscontrole. Bij elke doorgang schudde hij zijn hoofd, trok een riem uit, haalde een voorwerp uit zijn broekzak, maar dat spel bleef maar piepen. De Russische agenten, met kepies zo groot als schotelantennes begonnen tussen hun tanden al iets over Siberië te knarsen, terwijl Luus ons een guitige blik toewierp. Toen de gezichten van de agenten stilaan de partijkleur kregen, vond Luus het welletjes en trok hij zijn schoenen uit, waarvan de toppen met metaal beveiligd waren – uit voorzorg, mocht er een baksteen naar beneden vallen. Het piepen was gedaan, maar Luus kreeg nog een donderpreek, waar we gelukkig geen woord van begrepen.

Eenmaal terug op het vliegtuig bleven we over het voorval grinniken, terwijl we bij elke maaltijd hetzelfde menu kregen: schoenlappenbiefstuk met kikkererwten, geserveerd door norse hostessen die allemaal uit dezelfde gietvorm kwamen en in de middengang op heuphoogte aan elke kant precies één centimeter overhadden om te maneuvreren.

In een aflevering van de nieuwe reeks “In Europa” van Geert Mak, vernam ik dat er in het Russisch twee woorden zijn voor de waarheid: pravda en istiny  en dat de nuance tussen de twee termen zit bij een gewenste (pravda) en een feitelijke waarheid (istiny). Natuurlijk moest ik terugdenken aan Luus, onze onverwachte rebel, maar ook aan de ongemakkelijke waarheid van Al Gore. En aan de recente beelden van de inwoners van een afgebrand dorp in Australië, die de premier de huid vol scholden toen hij de ramptoerist uithing. De istiny was immers dat hij – terwijl de hele zwik in brand stond – de klimaatopwarming bleef negeren en zijn pravda van de steenkoolontginning bleef verdedigen.

Wanneer worden wij rebels? Wanneer gaan wij de ongemakkelijke waarheid, dat de voorgestelde beleidsmaatregelen rond energie en klimaat ruim onvoldoende zijn, luidkeels aan de kaak stellen? Dat we de doelstellingen 2020 (eind van dit jaar dus) al niet halen en dat het niet zeker is dat ons nageslacht in 2121 over de middelen of de mogelijkheden zullen beschikken om het leefmilieu nog leefbaar te houden, verondersteld dat nog niet alles afgebrand of overstroomd is? Wanneer treden wij uit die illusoire pravda dat het onze tijd nog wel zal meegaan, terwijl we verzuimen om de bestaande oplossingen met onder meer wind en zon in ijltempo toe te passen?

Wees gerust, als we hiervoor als rebel naar Siberië gestuurd worden, zullen we binnenkort niet bang meer hoeven te zijn voor de extreme koude, maar eerder last hebben van de methaandampen die uit de afsmeltende permafrost opstijgen. Het ene plezier is het andere waard.

Bart Bode