Ode
CASSIS

CASSIS

31 augustus 2018

Het eerste wat ik deed, was – profiterend van wat onoplettendheid thuis – de bromfiets nemen om ermee te gaan rijden. Ik was net zestien geworden en toen mocht het. Zonder helm (hoefde nog niet) en dan, waah, de sensatie om even op volle snelheid te komen en de wind langs me heen voelen (toen al!), met de Flandria de hele Robrecht Van Vlaanderenlaan door. Robrecht was al een hele tijd dood, dus van het geluid had hij geen last. Na die kort en krachtige, spetterende beleving ging het eerder sputterend terug naar huis, waar er weinig animo was om het brommertje deftig te laten herstellen, want “daar komen toch ongelukken van” en “je hebt toch een goeie fiets, wat is er daar nu verkeerd aan?”. Achteraf geef je ze gelijk natuurlijk, maar op dat moment was er eerder een hangende lip.

Er volgden nog weinig ritjes, waardoor dit niet de mooiste herinnering werd. Het was de zomer van dat jaar, lang en heet en droog en naar gewoonte grotendeels in Frankrijk doorgebracht. De oogst kon bijna zonder onderbreking worden binnengehaald. Heet en droog betekende ook stof slikken – ik kroop nogal graag bij de chauffeur op de maaidorser – en van cabines met airco was er toen nog geen sprake. Wanneer we gerst afreden, bleef dat stof nog eens overal in de kleren prikken.

Mijn voornaamste taak was met de tractor langs de maaidorser rijden om het graan te kunnen lossen in de kiepwagen. De tractor had wel al een cabine, maar geen airco en dus was het daar ook zweten. Tijdens de tussenpauzes zochten we wat schaduw aan de bosrand of onder de kiepwagen. Voor de verkoeling en de dorst kregen we flessen water die de avond ervoor in de diepvries werden gestopt en voorzien werden van een smaakje: zwarte bessenstroop of cassis in het lokale idioom. Op zich niet mijn favoriete smaak – in tegenstelling tot kardinaal Kir die het graag mengde met witte wijn en er zo een gekende aperitiefdrank van maakte – en omdat ik ze ook al had “moeten” plukken en ik dit een vervelend werkje vond, steeg dit niet in mijn achting. Maar het was heet en droog en dus smaakte het toch en komt die herinnering helemaal terug, telkens ik cassis proef. Als ik zou mogen kiezen welke zomer het wordt, dan zou ik die van 1976 prefereren.

Hoewel, die van dit jaar komt toch erg in de buurt. Volgens wetenschappers staan dergelijke lange hete zomers ons meer en meer te wachten. Door het versneld afsmelten van de ijskappen aan de polen, wordt de straalstroom afgebogen en worden hogedrukgebieden geblokkeerd, zodat we in de zomer lange periodes van extreme droogte krijgen. Ik hoef maar naar het gazon te kijken om te geloven dat het waar is.

Klimaatverandering… ik heb lang gedacht dat het een verhaal was dat ik ooit aan mijn kleinkinderen zou vertellen. Nee dus, hier en nu. We worden met zijn allen opgewarmd, en quasi elk jaar sneuvelen records. Water wordt bijwijlen een schaars goed en op andere momenten krijgen we er teveel ineens op dezelfde plaats. Opslaan en zuiniger mee omgaan dus, net als met energie.

De verdere omschakeling naar hernieuwbare energie en de verdere elektrificatie van warmte en transport moet dus hoogdringend een tandje bijsteken. Dat vertaalt zich in ambitieuze doelstellingen voor elk land en elke regio en niet in defensieve strategieën en wachten tot de anderen het zullen doen.

Onze beleidsmakers zouden eens zes weken op een tractor zonder airco moeten zitten tijdens een lange, hete zomer en zonder ijswater met cassis, in hun oortjes luisterend naar de rapporten van de wetenschappers die stellen dat niets doen of veel te weinig – zoals nu – resulteert in het naar de knoppen helpen van de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen, zodat we het verhaal van die Flandria niet meer kunnen vertellen. Wellicht zouden ze dan wel met wat meer ambitieuze toekomstplannen afkomen, durf ik te hopen.

Bart Bode