Ode
LGB

LGB

28 april 2020

Het was een onuitgesproken wedstrijd. Elke morgen wanneer ik mijn fiets vanonder het afdak haalde om naar het station te rijden, stopte bus 52 net aan de halte voor ons huis. Vanwege het vroege uur zat de bus afgeladen vol met scholieren en mensen die naar het werk gingen. Zelf nam ik de bus slechts in uitzonderlijke weersomstandigheden – een bijzonder hevige regenbui of bij ijzel – en dan was het wringen om er op te geraken. Meestal belandde ik dan net naast de chauffeur, rechtstaand en zwalpend bij iedere bruuske beweging en hopend dat ik de trein nog net zou halen.

We hebben het nooit zo uitgesproken, de chauffeur en ik, maar ergens was het een competitie om het eerst bij het station te geraken, hij met de bus of ik met de fiets. Zo verbeeldde ik het me toch.  Er waren tijden dat de bus vaak won. Dat was toen ik nog een verkeerslicht op mijn pad had, dat fietsers extra lang deed wachten en ik een drukke, gevaarlijke weg moest kruisen waar op het spitsuur voertuigen van alle kanten kwamen. Ondertussen is dit kruispunt na jaren werk en omleidingen vervangen door een zogenaamde balkonrotonde, waar ik vrolijk en ongehinderd onderdoor kan fietsen, terwijl de rest boven mij in de drukte blijft hangen. Dat maakt dat ik nu altijd win en mijn timing nog met een minuut of twee heb verscherpt, zonder de trein naar het werk te missen.

Maar nu niets meer van dat alles. Ik zie bijwijlen lege gelede bussen (LGB) langs onze halte passeren. Nu bijna niemand nog de bus neemt, hebben ze gelede voertuigen ingelegd – daarvoor was het als sardines in een blikje in een doorsnee model. Ik snap het wel, hoor, dat is om de social distancing te garanderen. Maar het blijft wel een potsierlijk zicht, nu er één of twee, maximum drie mensen op de bus zitten. En ja, nu wint de bus weer elke morgen de onuitgesproken wedstrijd, want in plaats van de fiets uit te halen, zet ik me klaar om te telewerken en komt de LGB als eerste en enige van ons beiden aan het station. Een mens krijgt zowaar heimwee naar de sleur van weleer.

Hoe moet dat straks (wanneer straks ook moge zijn) terug op zijn plooi vallen? Hoe geraken al die mensen terug met het openbaar vervoer, allemaal ongeveer op hetzelfde uur, op school of op het werk? Krijgen we ooit nog sardinebliktoestanden, waar iedereen met zelfgemaakte mondmaskers op overvolle bussen vrolijk virussen rondstrooit? Of worden het kleine, elektrische modellen – uiteraard op hernieuwbare energie – die regelmatig op- en afrijden, wie weet zelfs zonder chauffeur? Met wie moet ik dan wedijveren?

Niet de vraag of, wanneer en hoe alles weer zo snel mogelijk zoals vroeger kan, is essentieel. Wel hoe we van deze Coronacrisis gebruik kunnen maken om een aantal zaken sneller beter te maken. Hoe de economie verduurzaamd kan worden, hoe versnelde investeringen in hernieuwbare energie als drijvende kracht, samen met zoveel andere maatregelen, de samenleving kunnen vergroenen en de strijd tegen de klimaatopwarming aanwakkeren.

We hebben in onze regio voldoende creatieve en frisdenkende ondernemers die dit mee in handen kunnen nemen. Er zijn, ook na deze crisis en met de juiste politieke keuzes, voldoende middelen voorhanden om dit te realiseren.

Het is een kwestie van de oude trajecten te verlaten en nieuwe, frisse paden te vinden, niet met LGB maar met uitdagende modellen; waar de aarde, de mens en de economie vrolijk van wordt; waar iedereen elke morgen een onuitgesproken wedstrijd wint.

Dit lijkt me een essentieel onderdeel van de exit strategie te zijn. Als we deze kansen niet grijpen, hebben we zowel de bus als de trein gemist.

Bart Bode