Ode
COMMIEZEN

COMMIEZEN

29 oktober 2020

Heel wat blogs geleden heb ik al eens terloops vermeld dat voor mij niet de zomer van ’69 (bezongen door Gainsbourg en co) maar die van ’76 één van de meest memorabele was. Wellicht omdat ik toen zestien was en de zaken veel bewuster beleefde en/of onthield dan zeven jaar eerder. Maar vooral ook omdat het een droge en bloedhete zomer was, toen nog een zeldzame uitschieter – terwijl we die in deze eeuw met de regelmaat van de klok beleven.

Vanwege een nakende geboorte diende ik dat jaar mijn vakantie door te brengen bij een andere verre neef, in het naburige dorp. Mijn gastheer Gerard was een breedgeschouderde, dikbuikige en goedlachse Vlaamse Bourgondiër, die als het nodig was vrij streng uit de hoek kon komen.

Als tweede generatie migrant had Gerard een Frans paspoort en had hij (nota bene in Algerije) bij het Franse leger gediend, maar sprak hij hier en daar nog een mondje Vlaams, met de spreekwoordelijke paplepel meegekregen van zijn West-Vlaamse ouders. Eén van die Vlaamse zinnen die me van Gerard bijgebleven zijn – en later een adieu bleek, want drie jaar na die mooie zomer overleed hij aan kanker – was: “God beware je van duvels, commiezen en Roeselarenaars”.

Enkele termen uit deze afscheidsgroet behoeven wellicht enige duiding. Eerst en vooral wordt met Roeselarenaars niet de volledige bevolking van deze sympathieke stad (onder meer toonaangevend inzake warmtenetten) bedoeld, maar een specifieke groep die zich vooral in de omgeving van de Nieuwmarkt vestigde en in praktisch de hele provincie bekend was als straatventers, oftewel mobiele handelaars in textiel. Hier en daar werden ze trouwens ook Nieuwmarktenaars genoemd. Hun ietwat kwalijke reputatie dankten ze aan het feit dat ze de koper aan de deur bij de verkoop van zakdoeken, theedoeken of andere stoffen hetzij kwalitatief, hetzij kwantitatief al eens durfden “in ‘t zak zetten”. Zoiets lukt een paar keer, maar al gauw liep de waarschuwing over deze praktijken via de sociale media van toen, zijnde de toog en andere gelegenheden voor achterklap, om uiteindelijk te beklijven in een regionale standaarduitdrukking. Zo, dat weet u nu ook weer.

Dat in de groet van Gerard met duvels geen bier wordt bedoeld, behoeft geen uitleg. De daaropvolgende term mogelijks wel: commiezen waren grensbeambten, een soort douaniers zeg maar, die de mensen controleerden op smokkel, die – toen de grenzen nog bestonden – een even grote volkssport was als belastingontduiking. Populair waren deze beambten allerminst, temeer omdat toen zowat iedereen al eens tegen de lamp liep met een pakje “blauwe” boter of een doosje “zwarte” tabak.

Door de groeiende Europese eenwording is de oorspronkelijke taak van de commiezen verdwenen, tenzij ze – wie weet – weer opgerakeld wordt bij de uitvoering van de Brexit. Het is een feit dat de gemeenschappelijke markt onze groei naar welvaart mee ondersteund heeft. Terwijl we hopen dat de heersende pandemie daar niet teveel van afknabbelt, dient het Europese gedachtengoed inzake klimaat en energie verder uitgebouwd te worden. Die versterking dient vooral te gebeuren door het vertalen van deze Europese doelstellingen naar een nationaal en regionaal beleid. We zien immers dat de Europese instellingen en hun leiders hierin koplopers zijn en vaak ambitieuzer dan de regeringen van de lidstaten en/of hun gewestelijke pendant. Terwijl de laatsten vaak beweren dat “wat ze zelf doen, beter doen”, moeten we vaststellen dat de vertaling van de Europese klimaat- en energieambities onvoldoende gezien wordt als een enorme economische opportuniteit die, net als de toenmalige afschaffing van overbodig geworden handelsgrenzen, garanties biedt op een duurzame toekomst in al zijn facetten.

Misschien hebben we daarvoor wel een nieuwe generatie commiezen nodig, die vriendelijk maar kordaat toeziet op de uitvoering van de belangrijkste doelstellingen voor deze planeet.

Bart Bode