Ode
SIGAAR

SIGAAR

27 november 2020

Wellicht heeft u dat ook al meerdere keren meegemaakt. Iemand die op dat moment een eindje voor u uit loopt of ‘toevallig’ uw pad kruist en waarvan u zich de rest van de dag afvraagt: van waar ken ik die toch? De meeste van die voorvallen verdwijnen voorgoed in de stoffige kelders van ons geheugen, tenzij daar een gedenkwaardig feit aan gerelateerd is. Zo weet ik nog drommels goed dat ik op de dag van de aanslagen in maart 2015, op weg van het station naar het werk, enkele meters achter een voormalige minister van justitie (nee, niet die van Parijs) stapte, die telefonisch het bericht kreeg dat er een ontploffing in de metro gebeurd was. Luttele minuten later op kantoor vernamen we verbouwereerd de horror die ook op de nationale luchthaven had plaats gevonden.

Ik heb nog een ouder voorbeeld. Het speelde zich af in Johannesburg ten tijde van de VN Conferentie Duurzame Ontwikkeling (10 jaar na Rio). Het was een drukke agenda door de combinatie van informele momenten en de officiële vergaderingen met de Belgische delegatie. Na één van die bijeenkomsten repte ik me door lange gangen – ik herinner me zelfs nog dat er overal blauwe tapijten lagen – naar een volgend event, toen ik een eenzame man kruiste. Hij had een zware brilmontuur met dikke glazen, een indrukwekkende snor en grijze haren en vooral: hij stapte alsof hij het gewicht van de hele wereld op zijn schouders droeg. En ja, het was weer van dat: van waar ken ik die toch? Het duurde tot ’s avonds voor ik door had dat dit Tariq Aziz was, de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van Irak onder het regime van Saddam Hoessein, terwijl het in die dagen gonsde van geruchten dat de Verenigde Staten zijn land elk ogenblik zouden binnenvallen (wat pas het jaar daarop een feit zou worden).

Ik herinner me eveneens dat de toenmalige Belgische premier en zijn minister van Buitenlandse Zaken het rookverbod in de lokalen waar we overlegden zomaar blauwblauw lieten en beiden met een dikke sigaar de vergadering binnen vielen, stante pede een korte briefing vroegen, om dan weer weg te stomen naar een volgende afspraak.

Natuurlijk vertel ik dit omdat ik toen een tikkie jaloers was en – als ik een momentje vond – braafjes buiten ging roken. Op het voorplein van de Conferentieruimte was het overigens best interessant. Zo stonden minstens twee grote Duitse autoconstructeurs hun prestigieuze modellen uitgerust met een waterstofmotor te showen. Om u wat opzoekingswerk te besparen: dit was achttien jaar geleden! In het kader van duurzame ontwikkeling was de industrie toen reeds volop bezig om alternatieven te zoeken voor fossiele brandstoffen. Ter verduidelijking: een sigaar valt niet onder de categorie fossiele brandstoffen, maar is een genotsmiddel van biologische oorsprong en is – veronderstel ik toch – in principe CO2-neutraal.

Ondertussen is er heel wat verder onderzoek gebeurd rond toepassingen van waterstof die, indien met hernieuwbare energie opgewekt, één van de interessante mogelijkheden is voor opslag en/of voor andere doeleinden zoals vergroening van transport of warmte. Ook in ons land vallen meer en meer concrete voorbeelden van waterstof te noteren en zal deze materie, naast andere vormen van opslag en combinaties met de diverse energietoepassingen, zich ongetwijfeld verder ontwikkelen.

Met deze evoluties behoren fossiele brandstoffen stilaan tot het al dan niet “glorieuze verleden” (in het Arabisch: tariq aziz). De man met deze naam rookte – reeds ter dood veroordeeld – zijn spreekwoordelijke laatste sigaar in gevangenschap waar hij overleed aan een hartaanval, luttele maanden na de aanslagen van 2015 in ons land. Of hoe herinnerde toevallige ontmoetingen toch een beetje met elkaar in verband kunnen gebracht worden.

Bart Bode