Ode
WANDELING

WANDELING

25 februari 2021

Men had besloten om te gaan wandelen, want tja, wat kan je tegenwoordig nog doen in deze tijden. Men had meteen geopteerd om er een dagmars van te maken, waarbij – geheel volgens de vigerende regels – iedereen voor de eigen bevoorrading instond, zodat niemand zich achteraf zorgen hoefde te maken. De man zag het helemaal zitten, temeer omdat het eerste prille lenteweer de korte, maar venijnige winterprik snel deed vergeten. Het was goed vertoeven in de natuur, een ideale manier om een pint vers bloed te tappen. En ook al waren ze met velen, toch hield iedereen zich consequent aan de regels van de beperkte bubbel, waarbij er af en toe eens op een creatieve manier van bubbel veranderd werd. De eerste kilometers voelde de man zich dan ook helemaal opgelaten. De mengeling van natuurbeleving en sociaal contact deden de beperkingen van het maandenlange telewerk snel vergeten.

Het was even voorbij kilometer zeven dat er, wellicht mede door een opstuivende beweging van een medestapper, een klein steentje – je kent dat wel, zo’n klein venijnig scherp kiezeltje – in de rechterschoen van de man terecht kwam. De man verwaardigde zich niet om hiervoor halt te houden en het hele maneuver van het uittrekken van de stapschoen en de stevige sok uit te voeren. Toen na nog een kilometer dat steentje aardig begon te knellen aan de wreef, probeerde hij met een aantal Oosterse technieken om zijn aandacht daar van af te leiden en nog meer oog te hebben voor de pracht van een vlucht brandganzen of voor de discussie of dat vogeltje daarnet nu al of niet een puttertje was.

Maar gaandeweg kroop de irritatie van dat steentje omhoog tot in zijn brein en begon zijn humeur hem parten te spelen. Een eerste uitschieter betrof het volgens hem veel te luid praten van twee kompanen. Een tweede eruptie ging richting het creatief wisselen van de bubbel, terwijl het inwendige potje nog meer begon te koken. Het eindigde niet lang daarna in een tierende totale verwensing van alle deelnemers, van dat dwaas initiatief om te gaan wandelen, kortom van de hele reutemeteut, waarbij – als apotheose van de uitbarsting – de resterende halve boterham met kaas het lover werd in geslingerd. De van verbazing quasi bevroren medestappers hoorden hem nog even luid vloekend een kortere weg richting huiswaarts zoeken.

Gelukkig horen we dezer dagen ook positieve verhalen over steentjes. Zoals iedereen – en dat is de overgrote meerderheid – die zijn steentje bijdraagt door het volhouden van de maatregelen ter bestrijding van de huidige pandemie. Zoals de zovele mensen die in het energieverhaal hun steentje bijdragen door zonnepanelen te plaatsen, te participeren in een windproject of aan te sluiten op een warmtenet.

De transitie naar hernieuwbare energie is een lange wandeling, die zeker meer dan een spreekwoordelijke dagmars zal duren. Daarbij zullen af en toe onvoorziene omstandigheden, crisissen en ja, ook irritaties ontstaan, de ene al meer terecht dan de andere. Over diegene die hun steen niet bijdragen en zelfs struikelstenen in de weg gaan leggen. Over een gebrek aan consequente keuzes door het beleid. Over het gebrek aan verantwoordelijkheid bij diegene die zelfs meerdere vrachtwagens met stenen zouden kunnen bijdragen, maar die liever bij de gezinnen afkappen.

Er zal – zelfs meerdere malen – twijfel gezaaid worden over het einddoel van deze lange wandeling, of het wel allemaal de moeite waard is. Er zal – zelfs meerdere malen – gezocht worden of er geen kortere (maar minder goede) weg te vinden is.

En toch dienen we heel de weg te gaan. Wellicht moeten we af een toe eens halt houden, om de eigen schoenen uit te kloppen, om anderen te overtuigen verder te stappen of even te wachten op wie achterop loopt, of om het beleid te blijven wijzen op het einddoel. Kortom om er voor te zorgen dat de hele reutemeteut mee is.

Bart Bode